De glanskop.
De vogel is maar klein, ongeveer het formaat van een pimpelmees. De glanskop lijkt uiterlijk sterk op de matkop, maar de zang is duidelijk verschillend. De twee soorten worden daarom als tweelingsoorten beschouwd. Bij de glanskop ontbreekt de lichte baan op de armpennen, ze heeft een glanzende kopkap en een kleinere zwarte bef op de keel. De onderzijde is grauwwit. De vogel heeft een zwarte snavel en blauwgrijze poten. Voor onderscheid met de matkop is het geluid belangrijk. Glanskoppen komen in Nederland en Belgiè veel voor in loofbossen en gemengde bossen, parken en grotere tuinen met bomen en struiken. Ze nestelen in boomholen of andere natuurlijke holen of in nestkastjes. Het legsel bestaat uit zes tot negen witte eieren, die getekend zijn met enkele bruine vlekjes. De broedtijd bedraagt circa 13 dagen. In het voorjaar en vroege zomer bestaat het voedsel vooral uit insecten, insectenlarven, spinnen en andere kleine diertjes. Vanaf de late nazomer staan er ook zaden op het menu. Ze leggen soms zelfs een voorraad zaden aan in spleten tussen boomschors. Het is ook een regelmatige bezoeker van voedertafels.
Maak jouw eigen website met JouwWeb